In deze editie van “In gesprek met…” spreek ik met Attiya Gamri, wethouder bij de Gemeente Bloemendaal, over jeugdzorg, kansen en maatschappelijke verandering.
“Als je in de jeugdzorg hebt gewerkt, weet je dat de eerste 10 jaar van een leven doorslaggevend zijn.”
Onrust, angst en een vader die steeds werd weggeroepen en daardoor veel afwezig was, kenmerkten haar jeugd. Uiteindelijk vluchtte het gezin naar Nederland en kwamen ze terecht in Twente. Ondanks de moeilijke omstandigheden groeide Attiya op in een warm nest. Haar moeder zorgde dat haar acht kinderen zich altijd beschermd en geborgen voelden. “Die liefde heeft ervoor gezorgd dat ik mijn jeugd niet als traumatisch heb ervaren.”
Ze vond haar plek in Nederland vooral met hulp van de Nederlanders. “Het emotioneert me als ik me realiseer hoeveel mensen mij hebben geholpen, gecoacht en een duwtje in de rug hebben gegeven. Zonder hun steun, maar ook zonder faciliteiten, zoals zorgtoeslag, studiebeurs en uitkeringen, had ik mij niet kunnen ontwikkelen tot wie ik nu ben. Ik heb daar gelukkig gebruik van kunnen maken en voel een diepe behoefte om iets terug te geven. Dat motiveert me om mij in te zetten voor projecten voor daklozen, tienermoeders en anderen die een tweede of zelfs derde kans mogen krijgen. Daarom vind ik sociaal domein als wethouder het allerleukste, want dat gaat mij aan mijn hart.”
Hoe komt jouw betrokkenheid bij het sociaal domein tot uiting in je werk als wethouder?
Als wethouder heb je veel invloed. Dat besefte ik vooral toen ik al wat langer bezig was. Neem bijvoorbeeld de energietoeslag die vanuit de landelijke overheid beschikbaar werd gesteld. In eerste instantie was dat alleen voor mensen met een minimuminkomen. Maar wat als je net boven die grens zit? We merkten dat mensen met een inkomen net boven de uitkeringsgrens zich afvroegen of het wel zin had om te blijven werken. Wij hebben er daarom voor gezorgd dat ook mensen tot 130% van het minimumloon geholpen werden. Zo wilden wij het gevoel vergroten dat het zeker wel zin heeft om te blijven werken.
Hetzelfde geldt voor de jeugdzorg. Steeds meer kinderen hebben jeugdzorg nodig. In mijn ogen ligt de oorzaak vooral bij de druk vanuit social media en vanuit de sociale kring. Het beeld dat je de nieuwste gympen moet hebben of op skivakantie moet gaan – het speelt allemaal mee. De druk die we als maatschappij uitoefenen op onze kinderen, dat trekken ze gewoon niet meer. De één heeft anorexia, de ander wil niet meer naar school en weer een ander heeft suïcidale gedachten. Als gemeente moeten we hier iets mee. Daarom zijn we in gesprek gegaan met scholen, jongerenwerk en huisartsen. Mijn doel is om de dialoog te openen en gezamenlijk oplossingen te vinden.
Sluiten deze ambities aan bij wat je vroeger wilde worden?
Als kind voelde ik me vaak onveilig en daarom wilde ik politieagent worden. Gelukkig heeft mijn vader mij tegengehouden. Hij vond het belangrijk dat we zo lang mogelijk op school bleven en onze diploma’s zouden behalen. Anderen helpen en bijdragen aan veiligheid heb ik altijd belangrijk gevonden. Uiteindelijk ben ik hulpverlener geworden. Vrij snel daarna klom ik op tot leidinggevende, ging ik processen verbeteren en later werd ik directeur bij de Willem Schrikker Groep.
Politiek heeft mij altijd al beziggehouden. Al jong wist ik dat de Turkse overheid de Christenen eigenlijk maar lastig vond en onze veiligheid daarom niet zou garanderen. Mijn politieke betrokkenheid ontstond later. Na mijn HBO-opleiding ben ik gaan reizen naar onder andere India en Iran. Toen realiseerde ik mij eigenlijk pas hoe goed het Nederlandse politieke systeem georganiseerd is. Dat we als inwoner inspraak hebben in het politiek debat en ons verhaal mogen doen, is geweldig.
Ik ben begonnen als Statenlid in Overijssel en organiseerde als enige politieke cafés voor jongeren waar we typische jongerenthema’s als huisvesting en studiebeurs bespraken. Dat ik ben doorgegroeid binnen de partij komt vooral door de toenmalige wethouder. Zij zag mij staan en moedigde mij aan om op de lijst te komen.
Wie of wat inspireert jou?
Ik haal veel inspiratie uit gesprekken met inwoners. Ik stel vaak de vraag: ‘Wat zou jij doen als je op mijn stoel zat?’ Dat inspireert mij enorm. Er komen altijd dingen uit waar ik niet aan heb gedacht en waar ik mee aan de slag wil. Dan heb je echt het gevoel als wethouder dat je de juiste dingen aan het doen bent. Ik probeer altijd open en nieuwsgierig te blijven, werelden te verbinden en mensen serieus te nemen.
Een oudere dame sprak mij bijvoorbeeld aan over de opstaande tegels op straat waar ze steeds met haar rollator tegenaan liep. Ik ben met haar gaan wandelen, want eigenlijk dacht ik dat het wat overdreven was. Maar ze had gelijk. Om de haverklap stootte ze op een tegel die door de wortels van de bomen omhoog wordt geduwd.
Met B-Liz ben ik veel bezig met vitaliteit en positieve gezondheid. Zijn dat ook thema’s voor de Gemeente Bloemendaal?
Als gemeente wil je vitaal zijn, maar je wilt ook dat de samenleving vitaal is. Positiviteit is ook heel belangrijk. We hebben binnen de Gemeente Bloemendaal vaak het gevoel gehad dat we het niet goed deden en de focus lag vooral op wat beter moest. Ik probeer nu vooral ook aan te geven dat er zaken zijn die eigenlijk heel goed gaan en stel dan ook de vraag waarom we daar niet over communiceren. Door te benoemen waar je trots op bent, ontstaat er vanzelf een positieve vibe. Ik denk dat we een andere sfeer kunnen neerzetten door de mindset om te draaien door vaker waardering uit te spreken voor elkaars inzet en expertise en successen te delen.
De gemeenten in Kennemerland hebben B-Liz destijds ingeschakeld als kwartiermaker bij het Gemeenschappelijk Orgaan Beschermd Wonen. Hoe heb je deze samenwerking ervaren?
Ik kan mij nog ons eerste gesprek herinneren. Je bent heel duidelijk in je communicatie en gebruikt geen wollige taal. Ik had het gevoel gelijk contact met je te hebben. Dat heb ik in de tijd dat je ons hebt ondersteund, ook altijd gewaardeerd. Je maakte het makkelijker om ingewikkelde thema’s te bespreken.
Waar ik echt in geloof is dat we de krachten moeten bundelen en lokaal aan de slag moeten. We hebben te lang gedacht dat de verantwoordelijkheid voor het thema Beschermd Wonen of maatschappelijke opvang bij de Gemeente Haarlem lag, maar als er kwetsbare inwoners in Bloemendaal zijn die beschermd wonen nodig hebben of acute opvang dan moeten we daar toch ook echt zelf een rol in spelen. Hetzelfde geldt voor nieuwbouw. Welke rol kunnen wij als gemeente spelen bij de bouw van woningen voor de verschillende doelgroepen?
Waar ben je het meest trots op en wat heb je nog op je lijstje staan?
De Bloemendaalse aanpak zo ontwikkelen dat op preventief jeugdbeleid alle organisaties met elkaar samenwerken. Het lijkt mij fantastisch om dat nog voor elkaar te krijgen.
Als ik terugkijk ben ik in z’n algemeenheid het meest trots op wonen. Voorheen had je het idee dat Bloemendaal vooral bezig was met het bouwen van grote huizen met veel geld, maar ook huizen voor kwetsbare groepen en sociale huurwoningen staan nu als vanzelfsprekend op de agenda. Net als de opvang van asielzoekers en ook statushouders zijn geen debat meer. Die omslag is nu duidelijk merkbaar in de samenleving.
Wat zou je verder nog willen delen?
Laten we onszelf de vraag stellen wat je zelf kan bijdragen in jouw straat en in de buurt. Laten we normaliseren dat we er voor elkaar zijn en elkaar opvangen wanneer dat nodig is. Als ik nog een periode zou mogen blijven, zou ik daar graag nog in investeren.